Op 14 mei 1948 roept David Ben-Goerion de onafhankelijkheid uit van de nieuwe staat Israël. Het land krijgt internationaal veel tegenstand, maar ook veel steun, want het kan een thuishaven zijn voor de vele slachtoffers van de Duitse Jodenvervolging in Europa.
Het land is heilig voor gelovige Joden. Hun verbondenheid met het land wordt beschreven in de Tora, het heilige boek van het Joodse geloof. Veel Joden zien het land ook als een veilige plek. Ze willen hier geen last meer hebben van de Jodenhaat die ze in Europa eeuwenlang hebben ondergaan. Al tientallen jaren emigreerden Joden uit Europa naar Palestina. Dit ging niet vreedzaam. Er werd gevochten tussen Joden, Arabieren die in het land wonen en troepen van Groot-Brittannië, dat het land bestuurd sinds 1917.
Na de Tweede Wereldoorlog willen veel Joden graag weg uit Europa en vertrekken naar Palestina. Groot-Brittannië staat dit niet toe en stuurt de Joodse immigranten terug of sluit ze op in kampen.
In 1947 gaan de Verenigde Naties er mee akkoord het Palestijns gebied te verdelen tussen de Joden en de Arabieren. Veel Arabieren en Joodse organisaties zijn het hier niet mee eens en de strijd die hierop volgt wordt door de Joden gewonnen.
Een dag nadat Israël als nieuwe staat is uitgeroepen, vallen de Arabische buurlanden Israël aan. Deze oorlog duurt bijna een jaar en wordt gewonnen door Israël.
Veel Arabische inwoners van het oude Palestina zijn verdreven en gevlucht. Zij, en de Arabieren die achterblijven, worden voortaan Palestijnen genoemd.
In de eerste drie jaar na de oprichting komen ongeveer 600.000 Joden uit Europa naar Israël.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten