Het medisch laboratorium van UMC Utrecht heeft zijn rapportage van coronatestuitslagen aangepast. Mensen bij wie een heel kleine hoeveelheid virus wordt teruggevonden, krijgen niet meer de uitslag ‘positief’, waar ze die tot drie weken geleden nog wel zouden hebben gehad.
Volgens arts-microbioloog Marc Bonten gaat het om een groep waarbij de kans uiterst klein is dat deze anderen besmet. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die eerder een corona-infectie hebben doorgemaakt.
Om dat uit te leggen, eerst wat over de PCR-test. Die speurt naar specifieke stukjes virus, die gelden als vingerafdruk: stukjes RNA. De meeste labs doen dat met twee specifieke stukjes RNA van het coronavirus. UMC Utrecht met drie, om nog zekerder te zijn. De PCR-test werkt als een soort kopieermachine van die stukjes. Iedere ronde wordt hun hoeveelheid verdubbeld. Net zolang tot het er zoveel zijn dat ze te zien zijn.
Monsters uit de Nederlandse teststraat gaan 45 keer door dit kopieerapparaat. Het aantal positieve uitslagen stijgt fors met elke ronde. Dit proces zorgt ervoor dat niet alleen levend virus wordt gevonden, maar ook restjes van een oude infectie.
30 tot 35 keer
Wanneer is het virus nog levensvatbaar? Tot dusver is het onderzoekers niet gelukt levend virus te kweken uit slijm waarin het virus pas na 29 keer kopiëren te zien was. In The New York Times pleitten een Amerikaanse epidemioloog en een viroloog in augustus voor een afkappunt bij 30 tot 35 keer cycli. Komt het virus pas daarna naar boven, dan is iemand niet besmettelijk, denken zij.
Nederlandse experts zijn daar niet zo zeker van. Het aantal kopieerrondes dat nodig is voor het virus wordt gesignaleerd, wordt aangeduid met ct-waarde. Hoe hoger de ct-waarde, des te minder virusstukjes zaten er oorspronkelijk in het slijm. “Maar de ct-waarde is geen maat voor de exacte hoeveelheid virus. Het geeft een indicatie”, zegt Richard Molenkamp, moleculair microbioloog en bij het Erasmus MC verantwoordelijk voor virusdiagnostiek.
Daar horen mitsen en maren bij. Hoe besmettelijk iemand is, hangt niet alleen af van de hoeveelheid virus in zijn keel, maar ook van de vraag of hij veel hoest, of helemaal niet. En: een hoge ct-waarde kan wijzen op een oude infectie, maar ook juist op een heel jonge. In dat geval moet de echte besmettelijkheid nog komen. Bovendien zijn de ct-waarden ook afhankelijk van de gebruikte labapparatuur.
Molenkamp onderzoekt daarom wat het verband is tussen de ct-waarde, de hoeveelheid virus en de mate van besmettelijkheid. Mogelijk wordt er zo meer duidelijk over een veilig afkappunt.
‘Zwak-positieve’ uitkomst
Hoeveel positieve testuitslagen zouden afvallen als Nederland een afkappunt van bijvoorbeeld 35 cycli zou hanteren? Dat is niet bekend. Maar uit een analyse van 60.000 eerdere testen van het UMC Utrecht, blijkt dat daar bij driekwart van de 1600 positieve uitslagen alle gezochte stukjes RNA opdook binnen 35 kopieerrondes. Gemiddeld zelfs al na 23 rondes.
Bij een kwart van de positieve uitslagen (400 van de 60.000 testen) waren meer dan 35 cycli nodig. Het UMC spreekt dan van een ‘zwak-positieve’ uitkomst.
Mensen met zo’n zwak-positieve uitslag besmetten minder vaak anderen. Het UMC bekeek het bron- en contactonderzoek van 72 mensen met zo’n uitslag. Dat leverde vrijwel geen nieuwe besmettingen op. Bij de duidelijk positieve uitslagen wordt in driekwart van de gevallen wél een andere besmetting gevonden, zo schrijft Bonten in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Dat betekent niet dat het UMC nu al die zwak-positieve uitslagen niet langer als positief beschouwt. Daarvoor is nog te veel onbekend, vindt Bonten. Wel krijgen de allerzwakste van de zwak-positieve uitkomsten sinds kort niet langer het label ‘positief’, maar de uitslag ‘grenswaarde’. Hoe groot die groep precies is, kan Bonten niet zeggen. De GGD roept mensen bij wie er geen duidelijk positieve of negatieve uitslag is vervolgens op voor een nieuwe test.
Volgens Molenkamp zijn er in Nederland relatief weinig mensen die een positieve testuitslag krijgen zonder besmettelijk te zijn. Het merendeel van de positieve uitslagen valt volgens hem ruimschoots binnen de 30 cycli.
Twee nieuwe sneltesten slagen voor proef
Er komen steeds meer alternatieven voor de PCR-test in de teststraat. Volgens TNO is haar Lamp-test is vrijwel even betrouwbaar als de standaard PCR-test. De Lamp-methode werkt ook met een wattenstaafje in keel en neus. Maar hij geeft veel sneller een uitslag: binnen een uur.
TNO heeft de sneltest uitgeprobeerd bij 900 monsters uit de coronateststraat in de RAI in Amsterdam. In 99 procent van de gevallen was de uitslag bij de PCR-test en de Lamp-test hetzelfde. TNO denkt dat de Lamp-test nu snel in de teststraten gebruikt kan worden. Voor bijvoorbeeld medisch personeel is een betrouwbare en snelle test erg handig: zij kunnen bij een negatieve test na een uur weer aan het werk.
Het Nederlandse bedrijf Breathomix ontwikkelt als alternatief een ademtest voor corona. De resultaten van een proef daarmee zijn ‘geweldig’, zo zegt Rianne de Vries van Breathomix in de Volkskrant. De elektronische neus van Breathomix is vooral goed in het opsporen van mensen die duidelijk geen corona hebben. De ademtest zou bij de ingang van de teststraat kunnen staan als ruwe voorselectie. Hij zou van ongeveer driekwart van de bezoekers direct kunnen aangeven dat ze geen Covid-19 hebben. Het ministerie van volksgezondheid heeft alvast honderden apparaten besteld.
Vorige week maakte minister Hugo de Jonge al bekend dat twee andere sneltests geslaagd zijn voor hun eerste proef. Die werken met een druppel vloeistof met daarin wat slijm op een papiertje, en geven direct een uitslag.
Lees ook:
Positief getest, maar toch geen corona: hoe erg is dat?
Het is een bekend statistisch probleem: bij veel testen op een zeldzame aandoening krijgen veel mensen ten onrechte een positieve uitslag. Dat speelt nu ook bij corona.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten